De situatie tijdens de kolonisatie

 Schevernels Dina

In dit deel zal de situatie tijdens de kolonisatie worden besproken het zal vooral gaan omtrent het bestuur in Kongo, de macht, de economie en de maatschappij.

BESTUUR & MACHT




Zoals reeds besproken werd Kongo in 1908 een kolonie van België, hierdoor gelden alle wetten die in België golden ook in Kongo. Het politieke bestuur van Kongo bestond uit een hiërarchische piramide.


De gouverneur-generaal is eigenlijk de uitvoerende macht die alles wat het Ministerie van Koloniën (België) wou doen in Kongo, uitgevoerd moest worden. Eigenlijk bestuurde de gouverneur-generaal Kongo in naam van de koning, maar in werkelijkheid was het het Ministerie van Koloniën die de touwtjes in Kongo in handen had.

Kongo bestond uit 6 provincies, deze zijn elk verdeeld in 6 districten (bestuurd door het districtencommissariaat). Per district zijn er 4 tot 6 gewesten die door de gewestbestuurder, de assistent-gewestbestuurder en +/- 3 gewestagenten, zij volgen telkens een bepaalde regio op.


Deze piramide lijkt op het eerste zicht een goed geoliede machine, in de praktijk liep het echter anders...

1. REPRESSIE 

Het oogpunt van de storm was de gewelddadige behandeling van de Congolese bevolking door koloniale overheidsdienaars, en met name door de Force Publique. Dit koloniale leger, dat was opgericht in 1885, fungeerde niet alleen als veroveringsleger maar ook als binnenlandse politiemacht. Maar door de structurele onzekerheid over het politieke bestuur en over de economische rentabiliteit van de kolonie kon iedere werkweigering of productiedaling gezien worden als een potentiële uiting van ongehoorzaamheid die door het leger moest worden neergeslagen. Het toenmalige politieke klimaat werd als volgt gezien: 'Congo heeft behoefte aan veld-en rijkswachters en een politie-eenheid. Dan waren er nooit soldaten nodig geweest...' Door deze kritieken zorgde het 'nieuwe' Belgische bestuur er na 1908 voor dat repressieve interventies van de Force Publique een wettelijk kader kregen.

Binnen bepaalde landbouwconcessies of mijnbouwbedrijven namen privéondernemers hun eigen agenten in dienst of probeerden ze de soldaten van de Force Publique die hun waren toegewezen in te zetten als privémilities. Dat brengt ons bij de ingewikkelde kwestie van de tussenpersonen van de koloniale repressie. Net als de meeste andere kolonies uit die periode bestonden de ordediensten die aangestuurd werden door een kleine minderheid van Europese officieren. De meeste Congolezen werden gerekruteerd via gedwongen 'werving' die de koloniale overheid oplegde aan de stamhoofden.

Daardoor bestond de Force Publique in de jaren 1910 en tijdens het interbellum vooral uit manschappen die in het traditionele Congo een marginale positie innamen en weinig belang hadden bij de bestendiging van de traditionele orde.


Ordehandhaving


Omdat bij een koloniale overheersing de bevolking het staatsgezag niet per definitie aanvaardt, wordt er vaker dan in andere contexten geweld gebruikt bij het handhaven van de orde. Om deze 2 redenen namen koloniale overheden zowel bij het neerslaan van grote opstanden als bij 'gewone' vormen van politiewerk hun toevlucht tot manieren van ordehandhaving die in Europese steden ongebruikelijk waren. In de jaren 1920 richtte de overheid ook de eerste belangrijke politiekorpsen op, die vooral in de steden opereerden en onafhankelijk waren van de Force Publique. Niettemin bleven de militaire en burgerlijke korpsen in de praktijk tot het einde van de koloniale periode sterk met elkaar verweven.


'Burgerlijke' politiemannen werden bijvoorbeeld vaak gerekruteerd bij de oudgedienden van de Force Publique. Net als in de meeste andere kolonies lag de prioriteit van de ordediensten niet zozeer bij het voorkomen en bestraffen van criminaliteit in de gekoloniseerde gemeenschappen, als wel bij de verdediging van de koloniale belangen. En toen de Congolese notabelen van de Conseil de Cité - een stedelijke adviesgroep - klaagden over de afwezigheid en inefficiëntie van de politie in de Afrikaanse wijken van Leopoldstad, verkondigde de koloniale overheid trots dat er evenveel politieagenten werkzaam waren als in Luik. Ten eerste bevatte de koloniale wet een aantal overtredingen die alleen begaan konden door de zogenaamde 'inlanders'. 

Ten tweede vormden veel van deze schendingen van de koloniale orde aanleiding tot een strafrechtelijke vervolging, maar was die in tegenspraak met de scheiding der machten. De gewestbeheerders hadden ook juridische bevoegdheden en traden bijvoorbeeld op als rechter in de koloniale politierechtbanken. Ten derde kende de koloniale wet ook specifieke straffen voor gekoloniseerden. Congolezen die schuldig werden bevonden aan ernstige misdrijven konden tot de strop worden veroordeeld.


Tussen 1931 en 1953 werden 137 Congolezen terechtgesteld, terwijl in moederland België al sinds het einde van de 19de eeuw werden omgezet in gevangenisstraffen. Als het koloniale bestuur zich in zijn bestaan bedreigd voelde, reageerde het met een hoeveelheid geweld die zijn eigen regels ver oversteeg. Dit optreden liet zien hoe angstig de ambtenaren in werkelijkheid waren. Daarvan getuigde de harde manier waarop verschillende grote protesten werden neergeslagen.


Verschillende mannen en vrouwen beweerden bezocht te zijn door de geesten van hun voorouders, die voorspelden dat er snel een einde zou komen aan de Belgische bezetting. Op 8 juni 1931 werd Maximilien Balot, een territoriaal agent die naar de regio was gestuurd, gedood door aanhangers van de Tupelepele, die zijn stoffelijke overschot onder elkaar verdeelden. Deze moord was een spectaculaire gebeurtenis en vormde de omkering van het koloniale geweld. Zij bracht een golf van paniek teweeg binnen de koloniale overheid, die de Force Publique naar het district stuurde.


Toch lapten ze deze instructies in de praktijk volledig aan hun laars. Een hogere koloniale magistraat, rechter Eugène Jungers, bezorgde in november 1931 een vlammend rapport aan de autoriteiten, waarin hij schreef tijdens verhoren gesproken te hebben met Congolezen die doosangsten hebben uitgestaan door het gedrag van de militairen en vooral door het systematische, brute gebruik van de chicotte. De zweepslagen werden met zoveel wreedheid toegediend dat veel slachtoffers het leven lieten, noteerde hij. Jungers had het ook over de onnodige en onrechtvaardige dood van Congolezen die van dichtbij werden neergeschoten toen ze de gevechten probeerden te ontvluchten.


Ook tijdens WO2 deden er zich verschillende opstanden voor die met brute repressie werden neergeslagen. In december 1940 waren er opstanden maar deze werden al snel neergeslagen door de Force Publique. Een jaar later braken er ook opstanden uit in de 2 belangrijkste economische centra namelijk Elizabethstad en Jadostad. Mensen die staakten werden neergeschoten door de Force Publique, dat zelf ook enkele inwendige conflicten had. Zo namen de soldaten het legerkamp over en vermoordden ze iedere Belg die ook maar wou ontsnappen. Het koloniale bestuur was hier uiteraard niet mee akkoord en wilde de muiters laten zien wie de baas was, ze lieten het leger schieten op alle muiters en stakers. 

In de jaren vijftig was de Force Publique zich bewust van het groeiende antikoloniale sentiment van de bevolking en de daarmee samenhangende veiligheidsproblemen. In tegenstelling tot de algemeen aanvaarde opvatting dat de koloniale macht tot op het laatste moment "blind" bleef voor de gevoelens van rebellie van de gekoloniseerden, blijkt uit de archieven van de politie dat sommige bestuurders inderdaad bezorgd waren over de dreigende onrust, vooral in het licht van van verzetsbewegingen die in andere delen van Afrika zijn ontstaan. Wie de brutaliteit kent waarmee de koloniale repressie daar plaatsvond, kan zich afvragen wat de Belgische kolonisten daar geleerd hebben.

Kort samengevat

De kolonisatoren en de gekoloniseerden werden anders behandelt, De ordehandhaving in Congo had een doel voor ogen: het verdedigen van de koloniale belangen en elk teken van verzet neerslaan, ook alle mogelijke dreigingen die een gevaar waren voor het koloniaal gezag. Het juridisch systeem dat voor het moederland zou ook moeten gelden voor de kolonie maar het was net het tegendeel want het systeem dat al bestond werd gewoonweg aangepast. Het ging hierbij om belangrijke veranderingen maar ze volstonden niet om de rust te brengen in de kolonie, waardoor de relaties tussen de Congolezen en de staat veel geweld bevatten. Er braken opstanden uit die met geweld werden neergeslagen omdat de staat bang was dat het geweld van de koloniale overheersing zich tegen haar zou keren. Hierdoor moest er snel gehandeld worden en dat gebeurde op een brute en bloedig wanordelijke manier. Den angst van de kolonisatoren was dus de grootste aanleiding van de repsressiepraktijken.

OP WEG NAAR ONAFHANKELIJKHEID

In 1955 ging koning Boudewijn op bezoek in Kongo en 1 jaar later verschijnt het dertig-jaren plan voor emancipatie voor Belgisch Afrika. 1956 was voor Kongo een belangrijk jaar, zo ging Patrice Lumumba de 1ste minister van Kongo op bezoek naar België waar hij allerlei partijen met uitzondering van de communisten bezocht en enkele radiotoespraken die eveneens in Kongo werden uitgezonden, gaf. 

Niet veel later verschenen er in het dagblad conscience africaine verschillende nationalistische artikels waarin men eiste dat ze ontvoogd werden in samenspraak met België. Deze artikels waren een complete verrassing het is precies of de Kongolese intellectuelen zich sterker voelden naar de schoolstrijd nadat ze te horen kregen dat het onderwijs daar zou worden gesteund. Dit maakte voor hen duidelijk dat België hen effectief zag als waardige politieke macht.

Echter heeft Kongo geen beschikking over ook maar iets van politiek en heeft ook zeer weinig kennis over politieke zaken, België vindt het te vroeg en onverantwoord om de onafhankelijkheid te verklaren aan Kongo.

2. VERZET & MAATSCHAPPIJ

Kongo werd begeerd door zijn onmetelijke natuurlijke rijkdom, en werd hierdoor ook regelmatig binnengevallen. U kan zich vast wel inbeelden dat dit niet leuk is voor de Congolezen. Het gewelddadige bestuur, de ideologieën en de gigantische omvang van de kolonie waren allemaal aanleidingen van het Congolese verzet. 


2.1. AFGEHAKTE HANDEN

Het was een vicieuze cirkel van geweld, die de evolutie van de wereldeconomie moest volgen. De zwarte slaven hadden geen andere keus dan deze snelle evolutie te volgen, want het was beter om jezelf helemaal kapot te werken dan dat je een hand kwijt bent of je vrouw en kinderen gegijzeld werden om verkracht te worden. De plaatselijke bevolking kon niets tegen dit geweld doen, men doekte meteen iedere verzetsgroep op omdat dit geweld vooral veel angst en chaos zaaide. Voor de slavenhandelaars was het dreigen met geweld een goede strategie, zo bleven hun slaven telkens netjes in hun rijtje lopen en werkte men tot men erbij neerviel.

2.2. IDEOLOGIE

Zoals u misschien al weet wou men de Congolezen helpen en hun beschaving bij te brengen. De Congolezen hadden hun eigen geloof en geloofden wel al in Jezus en Maria maar kenden een heel ander verhaal. Hun Christus en God zijn volgens hen zwart en die van ons zijn volgens ons blank. Een zwarte God of Christus kon niet volgens ons en men wou de Congolezen dus in de gaten houden, controleren en 'temmen'. Congolezen die zich hiertegen verzetten vervingen de blanke Christus vaak voor een zwarte.

Simon Mpadi was een belangrijk figuur in het streven naar de onafhankelijke zwarte kerk. Hij wilde de Afrikaanse gebruiken terug in ere stellen en richtten in 1939 de Mission des Noirs op. Hij zei tegen zijn aanhangers een bevrijdingstheorie waarbij ze arrestaties, gevangenisstraffen en zelfs de dood dapper moesten aanvaarden. Door opschudding van het chiliastische wereldbeeld lieten de kolonisatoren alle zwarte profeten arresteren en opsluiten. Er kwamen geruchten dat Duitsland na WO2 de kolonie zou overnemen en men dacht dat Duitsland hen zou steunen in hun politieke en spirituele strijd. Niets was minder waar natuurlijk maar men wou dit geloven en werd hier zeer enthousiast over.

ECONOMIE

Een van de grootste redenen dat men Kongo wou als kolonie was de immens grote hoeveelheid grondstoffen er zich bevinden. België had veel geluk dat het Congo had gekregen op het Congres van Wenen. Aangezien er veel grondstoffen in de bodem zaten en Kongo dus eigenlijk een rijk land is was er toch veel armoede. 

Door de nieuwe regels van de kolonisatoren mochten zwarten sommige warenhuizen niet meer binnen, men moest dan het eten dat men wou via een klein gat in de muur vragen en wat je kreeg moest je maar houden. 

De ondernemingsaantallen van de blanken groeide snel in Kongo, op amper 4 jaar tijd steeg het aantal kolonisatoren van 1950 tot 1954. Per jaar kwamen er gemiddeld 1.000 zelfstandigen bij. Maar ook de zwarte bevolking begon te ondernemen en was hier zeer blij mee. 

De nieuwste industrieën waren vooral brouwerijen; zeepfabrieken; metaalconstructiebedrijven; cementfabrieken en fabrieken van de bewerking voor tabak, thee en koffie.

Bronnenlijst

  • Katrien, V., & Alexander, D. (2020, 30 juni). De complexe geschiedenis van België en Congo: een tijdlijn. vrtnws.be. https://www.vrt.be/vrtnws/nl/2020/06/30/kinderen-van-de-kolonie-tijdslijn/ 

  • Lieven, S. (1987). Kroniek van België. Standaard Uitgeverij. 

  • Verlinden, P. (2008). Achterblijven in Congo. Davidsfonds/Leuven.

  • Verlinden, P. (2010). Belgisch-Kongo. Davidsfonds/Leuven.

  • Lauro, A., Goddeeris, I., & Vanthemsche, G. (2020). Koloniaal Congo. Een geschiedenis in vragen. Polis. 

Maak een gratis website. Deze website werd gemaakt met Webnode. Maak jouw eigen website vandaag nog gratis! Begin